Toneeltekst De nieuwe toneeltekst ‘Nederlandse Comedie’ van Rob de Graaf is een vintage huiskamerdrama vol provocaties en clashes tussen generaties. Tot de personages de volgende morgen tot inkeer komen.
Beeld Fotodienst NRC
Weinig Nederlandse toneelschrijvers kunnen het verstikkende isolement van samenzijn tegelijk zo scherp en komisch in dialoog vangen als Rob de Graaf. Door zijn hele oeuvre dringen zich de voorbeelden op: van Geslacht (2004) en Schuur (2007), tot het meer recente Matglazen vensters (2018).
Recept: een stel (of gezin) met onuitgesproken trauma of verdriet, balanceert ternauwernood op hun veilige routines, als een buitenstaander onverhoopt de status quo intervenieert, in een paar goed gemikte halen wat oude wonden openrijt, zich ervan verzekert dat het emotioneel goed bloedt en weer vertrekt.
Wat dat betreft is de theatertekst Nederlandse Comedie, die afgelopen week verscheen bij De Nieuwe Toneelbibliotheek, vintage Rob de Graaf. Ditmaal geldt Renze – oudere minnaar van de nog bij zijn ouders wonende twintigerszoon Tommelin – als ontwrichtende factor. Probleem is niet zozeer het feit dat hun zoon met een man thuiskomt (al staat vader Grim ook daar niet bij te juichen), maar vooral het wat al te zijige karakter van deze Renze, die archaïsche levensvormen bestudeert, gefascineerd is door runentekens en vooral een onuitstaanbare benoemdrift heeft: „De lucht stond stil, hier, en nu is er opeens onrust en beweging – dat is even wennen, dat begrijp ik.”
Lees ook: Toneelstukken kun je ook lezen
Het stuk vangt aan op de 59ste verjaardag van Grim, een oerconservatieve beroepschagrijn die het heden omschrijft als „dure kleren die toch niet lekker zitten”. Op zijn huwelijk met de zichzelf stelselmatig wegcijferende Bastienne heeft de tijd, in negatieve zin, nauwelijks vat gehad: enige progressieve kijk op de onderlinge rolverdeling lijkt aan hen voornamelijk te zijn voorbijgegaan. Dan valt bij wijze van verjaardagsverrassing eerst dochter Silva met partner Larik binnen. Silva houdt haar vriend categorisch onder de duim met onverholen sneren en denigrerende onderonsjes, en toont zich zo even onsympathiek als haar vader.
Waarom Larik haar beledigingen zo gelaten blijft slikken, blijft de vraag. Dat is exemplarisch voor dit stuk: de personages blijven archetypes, waardoor hun onderlinge (en interne) conflicten schematisch blijven.
De Graaf presenteert familie als construct waaraan je moet ontsnappen óf waardoor je wordt verzwolgen. Maar waar hij zijn huiskamerdrama’s eerder vaak situeerde tegen de achtergrond van een scherpe tijdgeestsatire, blijft dit laatste nu aan de oppervlakte. De intergenerationele clash – en de frustraties binnen generaties onderling – worden als vanouds gevat in snedige oneliners, maar voelen als geheel wat sleets aan. Lange tijd is Nederlandse Comedie daardoor even vermakelijk als voorspelbaar.
Totdat De Graaf zijn personages de volgende morgen hun eigen verhitte uitspraken laat nuanceren. Dan blijkt dat er voorbij onhandige provocatie en snel getrokken conclusies, ook goede bedoelingen kunnen huizen, en dat verschil in mening niet per definitie betekent dat je elkaar niet even op het vliegveld kan afzetten.
De scène duurt (te) kort, maar schetst op de valreep de contouren van een wereld waarin onenigheid en begrip elkaar niet uit hoeven te sluiten. Bastienne beseft dat opstand nodig is op weg naar autonomie, en ze realiseert zich dat er onherroepelijk een moment komt dat het te laat is om je af te zetten. En vanaf dan ben je veroordeeld om samen oud te worden, of nee: te zijn.
Rob de Graaf: ‘Nederlandse Comedie’. Uitgeverij De Nieuwe Toneelbibliotheek. Inl: denieuwetoneelbibliotheek.nl De tekst wordt (onder voorbehoud van de coronamaatregelen) dit voorjaar gespeeld door De Gemeenschap. Inl: degemeenschap.nu
Ons eerste stadsaffiche, om reclame te maken voor onszelf èn voor De Leesclub hangt de komende weken in Amsterdam. Binnenkort hopelijk ook in Antwerpen.