In 2006 maakte Ivana Müller de voorstelling While we were holding it together. Zesenzestig
minuten staan vijf acteurs bewegingsloos op het toneel. Vrijwel elke claus begint met: ‘I imagine’.

Dat we niet verdwijnen in de inhoud
Sandra Tromp Meesters & Ditte Pelgrom
juli, 2008
Uit: BoekWerk 3 van Platform Onafhankelijke Theaterauteurs
Lieve D.
Al schijnt de aarde zich naarstig op te warmen en verdampt veel van wat aan de oppervlakte komt, toch blijven er dingen liggen.
Zo buig ik me al een tijdje over de vraag wanneer en waarom iets van waarde is. Of niet, natuurlijk. Door de snelheid van leven krijgen we immers nauwelijks de kans om de binnenkant van de dingen te leren waarderen en geven we elkaar vooral de buiten- kant door. Eigenlijk een beetje alsof we een spelletje spelen, dat spelletje dat ik met Sinterklaas nog steeds speel. Dat je in een kring zit met een dobbelsteen en een wekker en met net zo veel ingepakte cadeautjes als er mensen zijn. Dat de ogen van de dob- belsteen corresponderen met de commando’s die je met elkaar afgesproken hebt, dat de worp ‘twee’ bijvoorbeeld betekent dat je het cadeau aan degene die links van je zit moet doorgeven en ‘vijf’: alle cadeautjes moeten drie mensen naar rechts. Dat het de dobbelsteen is die bepaalt waar iets terecht komt en de wekker wanneer het spel stopt, met welk cadeau jij zitten blijft.
Het spel is behoorlijk leuk en wordt spannender naarmate je begeerte groeit, omdat je vermoeden wat er in de verpakkingen zit sterker wordt. Terwijl je tegelijkertijd beseft dat het niet meer dan een vermoeden is omdat je de ware inhoud onmogelijk kennen kan. En toch en toch en toch denk je dat het van belang is dat juist dat ene specifieke cadeautje in jouw hand belandt.
Dat mechanisme, de kracht van het vermoeden, en wat dat alle- maal in gang zet, dat boeit me.
Zo zag ik op een dvd onlangs een compilatie van voorstellingen, waarbij één stuk er meteen uit sprong. Paradoxaal genoeg was dat een voorstelling waar op fysiek vlak juist helemaal niets gebeurde. Vijf roerloze acteurs in een tableau vivant. Naderhand bleef ik nieuwsgierig en met een berg vraagtekens zitten. Het enige wat direkt helder was, was dat de term ‘tableau vivant’ de lading zo precies dekte. Want ook al waren de acteurs dan bewe- gingsloos, het beeld dat ze opriepen was levendig, zo levendig zelfs dat ik de voorstelling in zijn geheel bekijken ging. En daarna nog eens en nog eens.
Stelling:
Een lichaam, in beweging of niet, heeft onvermijdelijk een betekenis.
Alleen al uit deze stelling stromen vragen, zoals: Hoe lang moet je kijken voordat je weet wat je ziet? Hoeveel tijd kan er verstrij- ken voordat je het gevoel hebt dat er niks gebeurt en wanneer besef je dat dat gevoel feitelijk niet klopt? Waarom heeft deze maker juist voor roerloze lichamen gekozen (Een ambigu woord trouwens: roerloos. Een beetje zeeman zou zweren dat ze dan ook stuurloos zijn, die lichamen, maar dat is hier allerminst het geval). Of, andere vraag: zou de voorstelling ook gespeeld kunnen worden met bewegende lichamen..? Vast, ben ik geneigd te ant- woorden, want alles kan. Maar stel, stel dat de maker daar voor gekozen had, wat dan? Waarschijnlijk zou het oog dan langduri- ger aan het toneelbeeld blijven haken omdat beelden in beweging ons nu eenmaal langer bezig houden dan stilstaande; nu kan je op een gegeven moment denken dat je het wel gezien hebt, nu kan je je ogen sluiten en naar binnen kijken. Je eigen voorstelling maken. Ik ben het dan ook niet met de recensies eens waarin staat dat deze voorstelling vooral een voortdurend heen en weer springen tussen de verbeelding van vijf personages is. Verbeel- ding..? Ontegenzeggelijk. Bijna elke zin begint tenslotte met:
‘I imagine’, dus ja: verbeelding speelt hier een belangrijke rol. Alleen niet tussen vijf, maar tussen zes personen, want juist door het bijna roerloze beeld kan de verbeelding van de toe- schouwer volop meespelen, is het meer dan anders aan de toéschouwer om betekenis te verlenen aan de veelgelaagde ver- halen. En omdat de toeschouwer bereid is zich zijn deel te ver- beelden, kan de kunstenaar het zich op zijn beurt permitteren minder expliciet of eenduidig te zijn, kan hij veel gelaagder, indirecter en daardoor rijker te werk gaan.
Zo ook de titel: While we were holding it together. Zes woorden, die niet zo één twee drie te vertalen zijn. Want wat staat er eigenlijk? Terwijl we het vasthielden gebeurde er dit of dat? Of staat er: Terwijl we de boel bij elkaar hielden, ervoor zorgden dat het niet uit elkaar spatte? Of ligt de klemtoon juist op ‘together’, op het sámendoen, dat performer en toeschouwer gezamenlijk de voorstelling maken..?
Het affiche-beeld dat Ivana Müller ons hierbij voorschotelt, een afbeelding van de onderlichamen van vijf mensen die een bord voor hun hoofd, een bord voor hun kop houden met daarop die- zelfde onderlichamen van diezelfde vijf mensen, dat beeld maakt het alleen maar gelaagder, versterkt het vermoeden dat we hier iets moois en breekbaars in handen houden.
Alles van waarde is weergaloos.
(5) I imagine
he is my secretary and my body-guard. He is protecting me and that turns him on. But he has to wait, he has to learn to be patient, one cannnot always get what one imagines. He is maybe not the best in what he does, but what can I do... I am also only human. He begged and begged to work for me, he even pays me to be his secretary. I imagine him saying: I would kill for you
Het enige wat Ivana Müller ons geeft zijn de woorden, de roerlo- ze lichamen en de uitdrukking van de ogen van de spelers, ogen die als de toeschouwer aandachtig kijkt overigens behoorlijk veelzeggend zijn. Maar toch, daar moeten we het mee doen. Soms legt ze zich nog meer beperkingen op, soms wordt zelfs het zichtbare verdonkeremaand:
donker, geluid van een motorzaag en een omvallende boom
(1) I imagine it is very dark in the forest. We probably went the wrong way
and now we are a little bit lost
(3) I imagine there is nothing else to do but stay here for the night
(5) I imagine there are animals in this forest. I can feel they are watching
me. A whole lot of them.
I like it
(1) I imagine we are on our way to Switzerland. It smells a little bit funny
here
(4) I imagine we have been in this container for the last 72 hours. It feels
crowded. I wish I were in a more comfortable position
(3) I imagine our lighting-technician has forgotten his cue
(1) I imagine we are Barbarella and the Bandits. We are now in Rammalah.
It is the evening of the concert and there is a powercut
(2) I imagine the audience is leaving
(4) I imagine I fell over. It feels like my arms are broken
Gedurfd, die afwezigheid van beeld zodat alleen de woorden overeind blijven. En blijven. En blijven. Als een echo weerklinkt de ene zin in de ander, vervalt de burgemeester van wezel in zijn rol van ezel, is de overeenkomst immens, maar het onderscheid tussen de zinnen tegelijkertijd wezenlijk. En ongrijpbaar ook, want waar laten we ons eigenlijk in meeslepen? Het is donker en wij worden aan de hand van de personages meegevoerd naar een bos... daar blijken we verdwaald... er zijn veel dieren ook... die naar ons kijken, en op het moment dat wij snappen dat het per- sonage dat fijn vindt –een vleugje exhibitionisme is tenslotte niemand vreemd– zitten we ineens opgesloten in een container... zijn we op weg naar Zwitserland... wat geen aangename tocht lijkt, en net als wij aan den lijve voelen hoe oncomfortabel dat eigenlijk is: 72 uur in een container, worden we daar uit gelicht en blijkt het allemaal een spel, is de onoplettende lichttechnicus ineens de realiteit... die op zijn beurt verdrongen wordt door het beeld van een concert, waar de stroom het begeven heeft en het publiek wegstroomt... tot we tenslotte met het beeld van een boom samenvallen, de oude eik die voorover valt en niet zijn takken, maar zijn armen breekt...
Zo worden wij, terwijl wij op onze stoel blijven zitten, keer op keer meegenomen én op het verkeerde been gezet. Heel ritmisch, van het ene been op het andere zwieren we. Van voor naar achter van links naar rechts.
Misschien is dat muzikale, die combinatie van ritme, tempo en stilte ook wel iets, iets groots bedoel ik, waardoor we ons laten vervoeren, waardoor we meevaren op de baren, terwijl we ook afdrijven, dagdromen, zodat beeld, tegenbeeld en verbeelding samenvloeien. Ergens.
Dat vermoeden...
En dan die neiging om lukraak wat regels op te schrijven:
(3) I imagine I am sick. My mouth is dry, my muscles are in pain, I have
fever and I feel slightly nauseous. I think I am dying
(2) I imagine I am standing on the number 13-bus
(5) I imagine I have been run over by the number 13-bus.
I imagine my hip is broken
(2) I imagine Pere and Katja participating in a wet-T-shirt- contest. I am
turning on the watertap
(4) I imagine I am the jury
(3) I imagine I am a woman, winning that contest
(2) I imagine this body doen’t belong to me. I imagine being in somebody
else’s body
(4) I imagine I am in his body. So close to the audience, so close to her
(5) I imagine my thoughts would change if I were in a different body
(1) I imagine seeing no reason to move to another body. I have been
constructing something here. And I want to continue
(3) I imagine it would be nice to go and live somewhere else. I
imagine I am doing it right now
man (3) switcht naar het lichaam van de liggende vrouw (5) stem van (3) komt nu uit het lichaam van (5)
(3 in 5) I imagine I guess I have succeeded. I am now a young oriental
lady in schooluniform, relaxing on a mat in Bangkok
(3 in 1) I imagine I have arrived in Santiago de Compostella. Throughout
the whole journey I have been praying to Santa Maria
and look: a miracle has happened... I am a naturel blond
(4 in 5) I imagine My carreer has advanced massively. After being an
oaktree in an amateur-production and jodeling on TV to
sell yoghurt, finally I got a line: The magnolias are...
(2 in 5) I imagine beautiful. The magnolias are beautiful this season
(3 in 4) I imagine I have arrived in Santiago de Compostella. Throughout
the whole journey I have been praying to Santa Maria
and look: a miracle has happened... I got longer legs
(5 in 3) I imagine Jodeling was fun, but musicals are more my thing.
There is glitter everywhere
(3 in 5) I imagine I have arrived in Santiago de Compostella. Throughout
the whole journey I have been praying to Santa Maria
and look: a miracle has happened... I got a television
(5 in 2) I imagine Television is opium for the people
(5) I imagine we are a photo of a family. We look happy together
(1) I imagine I am looking at you and you are looking at me. We are smiling
(3) I imagine I am still looking through a key-hole. I don’t think anybody is coming
(4) I imagine Are we now only thoughts?
(1) I imagine No, we are still an image
(2) I imagine I wonder if the people in the audience are travel- ling as well...
silently... from one body to another
(4) I imagine I wonder if they are here on stage in one of us
(5) I imagine I would feel lonely without you
(2) I imagine I am standing here in front of you with four others. It is the 66th minute of the show
(4) I imagine we are in this all together
Lukraak, maar niet uit de losse pols op het papier gestrooid, deze zinnen, want ook al zit niet alles erin, toch voel je juist hier een vermoeden van wat Ivana Müller wil. Misschien wil ze onderzoe- ken wat dat zijn: ‘gedachtes’, en waar ze zich bevinden; of ze aan een specifiek lichaam verbonden óf vrij zijn. Misschien wil ze iets lichtvoetigs, spelen als een kind. Misschien heeft het groter gewicht, wil ze wat belangrijks zeggen, het opnemen voor de ver- beelding bijvoorbeeld, en veel verzwijgen ook. Misschien doet ze maar wat er in haar opkomt. Misschien wil ze gewoon kijken, kijken wat er gebeurt: als dit, dan... wat? En misschien wil ze juist dat kijken laten zien en ons mee laten kijken, niet alleen naar wat zij ons laat zien, maar ook naar wat wij zelf zouden zien als we gebruik konden maken van de vorm van ons oog, de ronde vorm, die in principe de mogelijkheid in zich heeft alle kanten op te draaien, alles te zien, zowel de buiten- als onze binnenkant.
Zoveel vragen dat ik erin verdwaal en liever een lijstje maak:
ik vraag me af waarom ik mijn uitgangspunt om dit keer in stellingen
te denken vrijwel onmiddellijk verlaten heb
ik vraag me af of een vraagstelling niet ook een vorm van een stelling is
ik vraag me af of spelers meer oplossingen aanreiken als ze bewust een
handicap (hier: de verplichte bewegingsloosheid) in hun
schoenen geschoven krijgen
ik vraag me af hoe het komt dat theater uit de roes van de identificatie-
dwang ontwaakt is
ik vraag me af of illusies niet noodzakelijk zijn
ik vraag me af wanneer we het theater gaan bevrijden van de valse ernst
ik vraag me af waarom ik me dat afvraag
ik vraag me af waarom ik niet meer van het woord ‘uitgepuurd’ hou
ik vraag me af of iets melancholiek kan zijn zonder duister te worden
ik vraag me af waarom bewustwording zo’n traag proces is
ik vraag me af of het ontbreken van ruis niet ook jammerlijk is
ik vraag me af waarom ik iets wat onaf is vaak juist meer dan genoeg vind
ik vraag me af hoe groot de rol van het toeval is geweest bij het maken
van deze voorstelling
ik vraag me af waarom ik vandaag drie mensen ben tegengekomen die
niet berusten in de wereld zoals die is, maar vechten voor
de wereld zoals die zou moeten zijn
ik vraag me af waarom ik Ivana Müller zou typeren als een vrouw die
niet zomaar geloven kan dat de klapro- zen elke zomer
weer rood zijn
ik vraag me af wat jij je afvraagt
Lieve S.
De conceptuele manier van denken en maken, oorspronkelijk komend vanuit de beeldende kunst, heeft al eerder mooie toneel- voorstellingen opgeleverd. De theatrale context zelf wordt onder- zocht. Jan Fabre onderzocht de theaterwetten met voorstellingen als De macht der theaterlijke dwaasheden. Het Onafhankelijk Toneel werkte in zijn beginjaren veel met schrijvers als Gertrude Stein, Ernst Jandl, Kurt Schwitters, Samuel Beckett, Peter Handke. In Publikumsbeschimpfung van Handke werd bijvoorbeeld de rol van het publiek aangepakt:
Hier geen toneel dat eigen is aan toneel
Hier komt u niet aan uw trekken
Uw kijklust blijft ongestild
Er zullen geen vonken van ons naar u overspringen
De spanning zal niet te snijden zijn
Deze planken vormen geen wereld
Deze planken zijn er om op te staan
Dit is geen andere wereld dan de uwe
U bent geen buitenstaander meer
U bent het onderwerp
U staat in het middelpunt
U staat in het brandpunt van onze woorden
Jan Decorte bewerkte repertoire op zijn heel eigen manier, Maatschappij Discordia verknipte stukken en speelde ze door elkaar om de structuren van het schrijven en spelen bloot te leggen. En ook groepen als Dood Paard, Stan en ’t Barre Land zoeken naar vormen van installatie op het toneel via toneelrepertoire of bewerkingen van literatuur. Het conceptuele denken, dat misschien ook wel een dramaturgisch denken is, krijgt op het toneel een actieve vorm. Jerôme Bel, Jan Ritsema, Mugmetdegou- dentand en veel mimevoorstellingen bewegen zich op het snij- vlak van toneel, beeldende kunst en/of dans. In die traditie staat Ivana Müller. Haar literatuurstudie in Zagreb en daarna haar opleiding aan de sndo (School voor Nieuwe Dans Ontwikkeling) in Amsterdam –inclusief een stage op de Academie voor Beelden- de Kunst in Berlijn– hebben haar geschoold in dat conceptuele denken. Met het maken van de voorstelling While we were holding it together heeft ze naar mijn idee een nieuwe toneel- tekst geschreven. Krachtig, poëtisch en een ode aan de verbeel- ding en de kracht van het uitgesproken woord.
In de Volkskrant van 27 maart heeft Kees Fens het over De troost van de vorm. Een groot lezer verklaarde hem ooit dat hij allang op de inhoud van proza en poëzie was uitgekeken. Wanneer je bij hem thuis kwam, vertelde Fens, en de lezer las, dan riep deze geregeld: ‘Niet verdwijnen in de inhoud!’ Vormen waren het wezenlijke van de kunst, vond hij. Volgens Fens is de analyse van de vorm in de literatuurbeschouwing op de achtergrond geraakt: ‘De inhoud heeft het gewonnen, het navertellen is het hoogste geluk, in plaats van even enkele gegevens aan te raken tot triomf van de vorm.’
Lezers vinden troost in de inhoud, in de herkenning van figuren en gebeurtenissen. Vooral leed is nooit uniek en daarom troost-rijk. Maar mij ontroert in deze voorstelling juist de vorm. En de speelsheid die daardoor ontstaat.
‘Wat is een lichaam? Aan wie behoort het lichaam? Wat is een ziel?’
Met die filosofische vragen heeft Ivana Müller zich een week opgesloten in een studio om een concept te ontwikkelen. Dit zijn een aantal notities die ze die week schreef:
‘creating a body with perfomers and audience/ how much do we need to be able to imagine/ constructing together with the audience/ what you see is not what you get/ manipulation: I tell you that its black/ and then it is black/ identity of the body/ the body self/ a person/ and the idea of a person/ the question of the invisible that hides behind the visible/ it is not about trying to make one story/ but to make as many as there are people in the audience’
Aan het eind van die week kwamen Bill Aitchison en Katja Dreyer; aan hen moest ze haar concept uitleggen. Al sprekend en doordenkend kreeg het concept de juiste scherpte: één tableau vivant van vijf mensen die antwoord moeten geven op de vragen: wie zijn we, waarom zijn we hier en waarom bewegen wij niet. En elke zin moet beginnen met I imagine... Dan volgt een voor- onderzoek om te kijken wat de mogelijkheden zijn van het concept. Bill en Katja gaan de vloer op en nemen een houding aan, vandaaruit geven ze antwoord op de vragen, terwijl Ivana Müller naar het tableau kijkt en noteert: wat ze ziet en wat ze hoort. Zo ontstaan er twee soorten observaties; ik voel... –Katja en Bill– en ik zie... –Ivana Müller–. Hiermee wordt zowel de fan- tasie van de spelers als die van de toeschouwer geprikkeld. Het gezamenlijke schrijven is begonnen. De fantasie en verbeelding zijn in gang gezet. Uit de vele fantasieën wordt gekozen, er worden mogelijke lijnen gezocht, en ideeën voor structuren ont- staan. Nu blijkt dat het concept werkt, kan er begonnen worden met de vijf performers. Gezamenlijk wordt er verder gezocht en geschreven.
Het schrijven aan de tekst/voorstelling is een vorm van compo- neren en maakt gebruik van begrippen uit de muziek als herha- ling, omkering, spiegeling, variatie, leitmotiv, ritme, contrapunt, tempowisseling, canon, enz. Zo werken met vormen biedt moge- lijkheden om de realiteit en zijn psychologie anders te monteren; wat vast lijkt kan losgekoppeld worden.
Waarom is het toch zo fijn wanneer we de realiteit kunnen omzeilen? Wat is dat met mijn verveling bij het psychologisch vertelde verhaal? Of het verhaal als voertuig voor iets anders? Ik wil meer, complexer, paradoxaler èn ingedikter. Vormen van onafheid, ook daar verlang ik naar. En lijstjes voorzien daar in. Mijn eigen zoeken naar een conceptuele manier van schrijven vindt hier iets. Het zoeken naar abstractie in taal als waren de woorden verf, of choreografieën... In het componeren zelf zit schoonheid verborgen, die van de juiste vorm op de juiste plaats. Het maken is hier geen psychologisch proces maar eerder filosofisch of structuralistisch van aard. Hoewel iedereen materiaal inbrengt is Ivana Müller tijdens het gezamenlijk maken de chore- ograaf. Zij componeert de tekst. De componist en dus de schrijver? Dat denk ik wel.
Er is geen verhaal, er zijn flarden, schetsen van veel verschillen- de verhalen. Er wordt gespeeld met de kennis die we al bezitten vanwaaruit onze verbeelding gevoed wordt; de geschiedenis, de wereld om ons heen en de verhalen uit literatuur, film, televisie en strips. Naast bijna elk verhaal zetten Ivana Müller en consor- ten een ander verhaal, zo wordt laag na laag aangebracht. Alles wat er gezegd wordt schept een beeld, de volgende zin zet daar direct een ander beeld of ander perspectief van hetzelfde beeld tegenover, dat werkt op een prettige manier relativerend en komisch. Het is een spel dat gespeeld wordt. En met dat spel zelf wordt ook weer gespeeld. Fantasieën van de één worden gean- nexeerd door de ander. Zoals je vroeger als kind ook speelde: ‘ik was de baas’, ‘ja en ik was de baas van de bazen...’ Er is de lijn van het verhaal over een commandant van een militaire eenheid, maar ook dat van een guerrillaleider, die iemand gegijzeld houdt in de strijd om een betere wereld. Er zijn veel hoofdrollen: de leider van een popband, een ster die danst in een science fiction- musical, Robin Hood in een verfilming... Maar er wordt ook veel gestunteld; iemand die figureert in een B-film, mensen spelen in een reclamefilmpje, vallen tijdens een dansshow, iemand is aan het sterven, iemand is verliefd... Wat interessant is, is dat er ook gerefereerd wordt aan de opvoeringstraditie van de vorm zelf, namelijk het tonen van tableau-vivants.
I imagine you are all bourgeois. This is a 19th-century party in Rotterdam. We are showing you a serie of tableau vivants. We are wearing different costumes and you are guessing who we are. It is light, entertaining and educational.
Het tableau werkt als een abstract schilderij waar elke toeschou- wer zijn eigen betekenis in kan leggen. De zinnen openen steeds weer een nieuw spanningsveld tussen de verschillende figuren in het tableau. Ook al zijn de lichamen concreet en levend, door ze meerdere verhalen te geven worden ze abstract, ze kunnen immers alles en iedereen worden. Het doet me denken aan die kartonnen aankleed-poppetjes die ik als kind had; een jongen en een meisje allebei in ondergoed, met daarnaast allerlei verschil- lende papieren kostuums, die je met van die vouwstukjes aan het poppetje kon hangen. Elk kostuum creëerde een andere situatie met een ander verhaal. Of aan van die groepsfoto’s die dan eronder in silhouet worden afgedrukt met nummertjes waarnaast een lijstje met namen waarop je kunt zien wie nou precies wie is. De beperking van het gebruiken van slechts één enkel tableau creëert veel mogelijkheden. Deze versmalling leidt tot verdie- ping. En deze verdieping leidt tot een groter overzicht. Want de
veelheid van de verhalen en beelden die ze oproepen geeft zicht op het mechanisme van de verbeelding zelf, het verbeelden wordt actief gemaakt. Daarnaast krijgt elke toeschouwer, naast de uit- gesproken beelden, ook zijn eigen associaties. Het verbeelden wordt gedeeld en creëert zo een oneindig aantal mogelijkheden buiten de gegeven tekst om. En door het beeld constant live op het toneel te blijven tonen wordt ook zichtbaar gemaakt wat theater zelf is: het gezamenlijk meegaan in een verbeelding. Het beeld blijft aanleiding geven. Zelfs als het donker wordt zien we het tableau nog in ons hoofd.
Binnen het toneelschrijven gaat het vaak over de personages en het verhaal en als het niet het verhaal is dat je wilt vertellen, dan gebruik je het verhaal als (bind)middel. Is dat dan psycholo- gie of realiteit? Of gaat dat om plot? Het moment waarop alle draadjes aan elkaar geknoopt worden... Een soort van ‘ze leefden nog lang en gelukkig? Of ongelukkig als dat beter uitkomt. En kun je daar nooit aan ontkomen? Kan het ook anders? Ja. ‘It is not about trying to make one story, but to make as many as there are people in the audience,’ schreef Ivana Müller in haar notities. Eigenlijk gaat het hier niet om het vertellen van een verhaal of verhalen, maar om vragen die een antwoord zoeken. En voor die vragen wordt een juiste vorm gezocht, een concept ontwikkeld.
Max Frisch:
Weet u in de regel waar u op hoopt
Hoe vaak moet een bepaalde hoop (bijvoorbeeld een politieke) niet in vervulling gaan opdat u de desbetreffende hoop opgeeft Benijdt u de dieren weleens, die het zonder hoop lijken te kunnen stellen, bijvoorbeeld vissen in een aquarium
Hebt u gevoel voor humor
Ook als u alleen bent
Wat denkt u te zijn als u humoristisch bent:
a. verzoenlijk
b. zonder eerzucht
c. onbevreesd
d. onafhankelijk van de moraal
e. uzelf overtreffend
f. stoutmoediger dan anders
g. zonder zelfmedelijden
h. oprechter dan anders
i. dankbaar dat u leeft
De kunst van het vragen stellen, lieve S. en de reikwijdte van het conceptuele denken... Een vraag stellen betekent dat je de dingen niet zomaar accepteert, je wilt uitleg, weten waarom. Of je begrijpt iets niet, je wilt doordringen in moeilijke materie... Vragen kunnen provoceren, kunnen vanzelfsprekendheden weer op losse schroeven zetten. Vragen zetten gedachten in beweging, maken openingen en kunnen beweringen uithollen. Vragen roepen andere vragen op. De herhaling als stijlelement voegt aan de inhoud van de woorden de muziek toe. Het ritme, komt niet als eerste via het hoofd maar via het lichaam binnen. De muzi- kale kracht zowel als de beeldende kracht heeft een taal die niet gebaseerd is op logica en spreekt andere gebieden in ons aan.
Een passend voorbeeld van besmettelijke vraagzucht is de voor- stelling die toneelgroep Stan in 2002 maakte met de gelijknamige titel. Een voorstelling waarin de lijstjes ook als vorm worden gehanteerd. In Vraagzucht wordt er gewerkt met de vragen uit de vragenlijstjes die de Zwitserse schrijver Max Frisch in zijn dag- boeken noteerde. Frank Vercruyssen staat als enige op het toneel en stelt de vragen aan het publiek, lijst na lijst. De vragen van Max Frisch gaan over vriendschap, hoop, humor, vrouwen, rela- ties, geld... Ze zijn even eenvoudig als diepzinnig. In de voorstelling worden die vragen doorsneden met fragmenten uit korte verhalen van Haruki Murakami, Hanif Kureishi, Raymond Carver en Max Frisch zelf.
Bent u bang voor de armen
Waarom niet
Wat doet u voor geld niet
Wat voelt u als verraad:
a. als de ander het doet
b. als u het doet
Hoeveel vrienden heeft u op het ogenblik
Waar bent u banger voor
de mening van een vriend
of voor de mening van vijanden
Waarom
De vragen infecteren de verhalen, doen ze kantelen van banali- teit in schuld en onbehagen. Alles moet misschien wel weer herzien worden... Maar Vercruyssen komt alweer met nieuwe vragen en andere verhalen. Vraagzucht werkt epidemisch: wat begon met een onschuldige vraag dijt uit tot besmettelijke proporties. En dan wordt de oorlog tegen Irak de voorstelling binnengehaald. Onaangekondigd wordt je overvallen. De buiten- wereld dient zich aan met minstens even gecompliceerde vragen. Met allerlei plaatjes van internet-sites waarop de nieuwste bom- menwerpers en spionagevliegtuigen worden aangeprezen, impor- teert Vercruyssen het Amerikaans militair potentieel. De vragenlijsten veranderen in boodschappenlijsten. Van het kleine en breekbare kom je in het overgrote en onvoorstelbare. In die ontsporing, in het teveel, wordt de woede van Vercruyssen en de zijnen voelbaar. Alle beelden en gedachten komen in één hoofd samen en exploderen.
De manier van kijken naar de wereld binnen en buiten onszelf en hoe we die ordenen: ook daar doet deze vorm een uitspraak over. Het alles overheersende verlangen van de mens om te ordenen, om de dingen te benoemen en in verzamelingen, lijstjes, hoofd- stukken onder te brengen lijkt onbedwingbaar. De invloed van de volgorde die we in die lijstjes e.d. aanbrengen op betekenis. Het opsommen om te bezweren, vast te houden, proberen zo compleet mogelijk te zijn; behoefte aan volledigheid en weten dat lijstjes altijd oneindig en dus onaf zijn. Het maakt de verza- melaar in ons wakker. Het zijn ook vragen die je graag beant- woordt. Er is geen goed of fout. Ook al zijn ze moeilijk of misschien niet te beantwoorden. Zoals ik vroeger ook altijd weer het spelletje deed: ‘wat zou je liever willen: doodvriezen of ver- branden, je vader dood of je moeder dood, doof of blind, altijd of nooit meer lachen...’
Het boek Je me souviens dat Georges Perec schreef in 1978, een variatie op het boek I remember van de Amerikaan Joe Brainard uit 1968, bestaat uit een lange lijst van herinneringen. Elke zin begint met ‘ik herinner me...’ De veelheid heeft hetzelfde effect als de voorstelling While we were holding it together, het geeft inzicht in het mechanisme zelf; is het bij Ivana Müller het verbeelden, hier is dat het herinneren. Ook werkt het aanstekelijk, het genereert veel eigen associaties, aanvullingen op het lijstje. Het één roept het ander op, de associaties zijn vaak onverklaar- baar en wonderlijk. Maatschappij Discordia maakte er in 1999 de voorstelling Je me souviens naar. Hun eigen herinneringen werden vermengd met die van Perec en Brainard. Twee spelers lazen al bladerend at random herinneringen voor uit het script dat ze in handen hadden. Ondertussen raakte het toneel langzaam gevuld met oude gebruiksvoorwerpen die door de andere spelers naar de rand van het speelvlak werden gebracht; een grammofoonplaat van Edith Piaf, oude roestige emmers, een ont- mantelde bandrecorder, een foto van een poes, een papieren zakje met boekjes, houten luciferdoosjes, stoeltjes, een oude parasol, oude koffers, kinderboekjes, bokshandschoenen, een rood gietertje, oude filmdoosjes, Engelse pinguïn-uitgaves, dominostenen...
Ik herinner me dat polio het ergste ter wereld was
Ik herinner me de dag dat John F. Kennedy werd neergeschoten
Ik herinner me ga terug naar de gevangenis – U ontvangt geen 200 gulden Ik herinner me Top-Pop
Ik herinner me dat ik me voornam om uit elk boek van de bibliotheek
bladzij 48 te scheuren
Ik herinner me veel eerste dagen op school. En dat lege gevoel
Ik herinner mij het uitkleden na eerst onwennig kussen
Ik herinner me dat ik dacht dat alles wat oud was waardevol was
Ik herinner me dat ik in een snackbar werkte en iedereen die verse jus
bestelde haatte
Ik herinner me een groot zwart rubber ding over mijn mond en neus vlak
voordat mijn amandelen geknipt worden.
Achteraf herinner ik me vanille-ijs
Ik herinner me al die souvenier-winkels waar we niet gestopt zijn
Ik herinner me altijd één handschoen kwijtraken
Ik herinner me dat glasfiber al onze problemen op zou lossen
Ik herinner me stapelbedden
Ik herinner me niet kijken naar invaliden
Ik herinner me dat ik een bakstenen muur schilderde. Ik schilderde steen
voor steen. Achteraf viel het me in dat ik veel beter het
hele ding rood had kunnen maken en daarna witte lijnen erop
Naarmate de voorstelling vordert bemoeien de andere spelers zich meer en meer met de opsomming. Iemand probeert zich de route van de diverse trams in Amsterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog te herinneren, iemand steekt in een ijzingwekkend tempo van wal met een opsomming van ziektes en verwondin- gen. Maar wanneer een ander de krantenkoppen van de dag zelf begint voor te lezen, gebeurt er iets: langzaamaan wordt het ver- leden door het heden ingehaald. De hallucinerende werking van de opsomming wordt verbroken. Plotseling gaat het over het hier en nu. De theaterrealiteit van dat moment. We zijn erbij, we zijn deel van hun en onze herinnering. En het gaat verder nog, ook de toekomst is hier al een herinnering geworden.
Ik herinner me dat u lachte
Ik herinner me dat u dacht dat het afgelopen was
Ik herinner me dat u applaudisseerde en de zaal verliet
Wij als publiek zijn onderdeel van het moment, dat is theater. Is eerst het mechanisme van herinneren blootgelegd, nu wordt ook de theatrale context zichtbaar. En dat is ook wat er bij de voor- stelling van Ivana Müller gebeurt. De acteurs die spreken over de fysieke moeite die het kost om in de positie te blijven staan brengen ons weer terug naar waar we zijn: hier en nu tijdens een voorstelling in het theater. Zij zijn de performers, wij zijn de toe- schouwers.
(1) I imagine I am standing on stage with 4 other actors. It is the 44th
minute of the show. You are looking at us guessing who we
are this time. I feel pain. My leg is completely numb. I got
pins and needles in my hand
Zo is er aan het eind van de voorstelling ook een stukje tekst waarbij niet het tableau aanleiding tot verbeelding is, maar wij als publiek dat zijn.
(1) I imagine we are all bourgeois. We are looking at a tableau vivant. It
shows a large group of Africans on a beach sitting next to
each other, waiting for the boat that will take them to
Gibraltar. There is a strange look in their eyes
(4) I imagine you are a school-group on your annual visit to the theater.
You are all 12 years old
(3 in 5) I imagine you are a group of experts at an anatomical research.
You have come from all over the world. You are looking at
the body, a living body
Wij onderzoeken mee. Toneel is een gezamenlijke onderneming.
Of zoals Ivana Müller zegt, laat zeggen:
I imagine we are in this all together.
In het boek Ik ben geboren van Perec, staat een artikel met de titel Denken/Klasseren. Perec probeert hier grip te krijgen op het menselijke denken zelf; hij probeert het denken zelf te klasseren. Het zijn pogingen tot classificatie die inzicht in ons denken geven en onze behoefte blootleggen om te sorteren en/of te clas- sificeren. Om vat te krijgen op de wereld. Dat is denk ik waarom die opsomming zo’n indringende theatrale vorm is. Perec gaat het gevecht aan met de beperkingen van elke indeling of definiëring. Hoe denk ik als ik denk? En hoe denk ik als ik denk dat ik denk? Ivana Müller maakte eerder de voorstelling How heavy are my thoughts, waarin ze zich ook bezighoudt met wat denken is, vertaald naar de vraag hoe zwaar zijn zware gedachtes en kun je die wegen. Het denken blijft een thema van Ivana Müller, de wijdheid ervan wordt op veel manieren onderzocht.
Onder het kopje ‘Sei Shonagon’ vertelt Perec over het vreemde dagboek dat deze Japanse hofdame heeft geschreven: Het Hoofdkussenboek. Het is een verzameling van opsommingen, notities en anekdotes die Sei Shonagon maakte tussen 965 en 1000 na Christus, en dat ze bewaarde in een geheime la van een houten hoofdsteun. Het staat vol met allerlei opsommingen en rijtjes waarin ze in details het leven van een gezelschapsdame aan het keizerlijke hof beschrijft, zowel het gevoelsleven, als het uiterlijke leven van etiquette en decorum. Ook hier vraagt elk lijstje om een eigen aanvulling en geeft het zicht op een andere wereld. Elke titel spreekt zeer tot de verbeelding, maar de opsomming die volgt is vaak vervreemdend of exotisch en dan plotseling weer erg herkenbaar. Er zijn lijstjes met titels als: afschuwelijke zaken, deprimerende dingen, angstaanjagende dingen, beangsti- gende en overrompelende dingen, onaangename dingen om te horen, zaken die een prettige herinnering oproepen, prettige dingen, zeldzaamheden en dingen die aan schoonheid winnen als ze worden afgebeeld, enzovoort. Het maken van lijstjes lijkt een magische willekeur te hebben, alsof de betekenis louter door associatie tot stand moet komen.
Dingen waar mensen een hekel aan hebben:
De noordkant van een huis.
Iemand met een overdreven goede reputatie.
Een oude man die zichzelf heeft overleefd.
Een lichtzinnige vrouw.
Een lemen muur die begint af te brokkelen.
Perec en Handke zijn schrijvers die ik associeer met het werk van Ivana Müller. Hetzelfde geldt voor Raymond Queneau, Italo Calvino en Jorge Luis Borges. Schrijvers die de grenzen van stilistische mogelijkheden oprekken en betekenis hebben gegeven.
Perecs titel ‘Ik ben geboren’ is bijna gelijk aan de beginzin van Peter Handkes toneelstuk Selbstbezichtigung : ‘Ik ben op de wereld gekomen.’ In de jaren zestig werden dit soort teksten ‘spreekstukken’ genoemd. In 40.000 sublime and beautiful thoughts, een voorstelling die tg Dood Paard in 2000 maakte, vormt de tekst Selbstbezichtigung van Handke de basis van de voorstelling waarin de menselijke soort ontleed wordt. ‘Waarom kan hij zichzelf zien als redder en beheerser van het leven, van flora en fauna, van aardbol en universum, en toch zo banaal zijn’ zoals Handkes tekst laat zien in de eindeloze reeks van fatale en futiele zelfbezichtigingen,’ stelt het gezelschap.
Handke:
Ik ben op de wereld gekomen
Ik ben geworden
Ik ben verwekt
Ik ben ontstaan
Ik ben gegroeid
Ik ben geboren
Ik ben in het geboorteregister ingeschreven
Ik ben ouder geworden
Ik heb me bewogen
Net als tg Stan en veel andere makers wilde tg Dood Paard zich na 9/11 explicieter uitspreken over de wereld. Geïnspireerd op werk van Perec en Handke kwamen zij tot onderstaand concept. Zelfde vorm maar ander effect. Een voorstelling waarin gejamd werd met teksten zoals in de jazz met muzikale thema’s. Geluidsfragmenten van de dj ondersteunen de woorden van de toneelspelers en kregen de directheid van muziek. Korte en lange samples leiden langs kelders of weilanden, langs weerzin, lust, katers of rust. Geluidsfragmenten worden geassocieerd met tekstfragmenten. Muziek haakt in op emoties, om vervolgens andere emoties op te roepen waardoor het gesprek nieuwe wen- dingen kan nemen. De zin ‘ik kan me niet voorstellen dat’ draagt zowel de ontkenning als de bevestiging in zich. In het theater zeg je: stel je voor ik was de koning, de ontkenning daarvan lijkt tegengesteld, maar is het niet. Je zegt dat je het je niet voor wílt stellen, maar tegelijkertijd doe je het toch. Zo kun je spreken over onvoorstelbare zaken, die vaak te groot zijn om te begrijpen. Maar de zin biedt ook mogelijkheden tot liegen, het hoeft niet waar te zijn. En wat opvalt: je kunt veel explicieter zijn dan ver- wacht wanneer je de juiste vorm te pakken hebt. Ging bij While we were holding it together het voorstellen gezamenlijk naar binnen, in Chinindrest take-away wordt onze blik gezamenlijk naar buiten gestuurd, de wereld in: Kijk!
Ik kan me niet voorstellen dat 3 miljard mensen leven van minder dan
2 euro per dag
Ik kan me niet voorstellen dat Amerika Irak aanvalt
Ik kan me niet voorstellen dat tolerantie en gastvrijheid haar grenzen kent
Ik kan me niet voorstellen dat een pond hamburger duurder is dan een pond auto
Ik kan me niet voorstellen dat het gewicht van alle insecten zwaarder is
dan het gewicht van alle mensen
Ik kan me niet voorstellen dat veiligheid op de eerste plaats komt
Ik kan me niet voorstellen dat mensen een foto van je hebben die jij niet
kent
Ik kan me niet voorstellen dat 100 miljoen van ons straatkin- deren zijn
Ik kan me niet voorstellen dat je 24 uur per dag kunt winkelen dat Dutch
design booming is
Ik kan me niet voorstellen dat de meerderheid nog geboren moet worden
Ik kan me niet voorstellen dat alle mensen sterfelijk zijn wat een schone
oorlog is
Ik kan me niet voorstellen dat er niets is dat sneller beweegt dan het licht
Ik kan me niet voorstellen dat Picasso een naam van een Citroën is
Ik kan me niet voorstellen dat het Burgtheater in Wenen evenveel geld
uitgeeft als Nederland aan de hele theatersector
Ik kan me niet voorstellen dat genoeg genoeg is
Ik kan me niet voorstellen dat op op is
Ik kan me niet voorstellen dat vol vol is
Ik kan me niet voorstellen dat geld geld kost
Ik kan me niet voorstellen dat wat goed is voor de één slecht voor de ander
kan zijn
Ik kan me niet voorstellen dat wat slecht is voor de één goed voor een
ander kan zijn
Terug naar de voorstelling waar dit uitgebreide schrijven het gevolg van is. De aanleiding tot al deze gedachten en citaten. Voor Ivana Müller kan de tekst niet losgezien worden van de voorstelling. Voor haar is de tekst te vergelijken met dansnoti- ties; ze zijn niets zonder de uitvoering. Ik zie dat niet zo. Natuurlijk ben ik gegrepen doordat ik de tekst ín de voorstelling zag, maar dat overkwam me ook bij de teksten van Perec en Handke. En daarna ben ik teruggegaan naar hun teksten en heb ze gelezen en herlezen. En zowel hun vorm als hun manier van denken blijven me inspireren en ontroeren. Het is grappig om te zien hoe maakprocessen van zulke verschillende kanten tot soort- gelijke teksten kunnen leiden. Of het nu het eenzame schrijven aan een bureau is of het gedeelde schrijven in een studio, er is één iemand die de compositie maakt. Eén hoofd waar we inzicht in krijgen. En het is het concept en de gevoeligheid voor de juiste vormen en vragen die het krachtig en rijk maken.
David Van Reybrouck zegt in het openingsessay: ‘Ik wil een theater dat studeert, letterlijk, dat knowledgeable is, dat van de wereld weet, dat schaamteloos intellectueel is zonder intellectualistisch te doen. En dat met al de opgedane eruditie buitenge- woon speels omgaat. Theater is zéér fröhliche wissenschaft.’ While we were holding it together van Ivana Müller is dat theater, is zo’n tekst. En het heeft mij weer herinnerd aan het belang van invloeden uit andere kunsten –muziek, dans, film, beeldende kunst– voor het schrijven. Hoe het misschien mogelijk is om met andere gereedschappen en methoden een ander abstractieniveau te bereiken ten opzichte van de realiteit. Ach, natuurlijk hebben Thomas Bernhard en Samuel Beckett en anderen me dat ook al geleerd, maar toch.
Tot slot Peter Van den Eede in het artikel in dit boek over Vlaamse schrijvers: ‘Nu, in onze tijd en op deze plek kunnen wij het ons veroorloven om iets te maken dat dieper en verder gaat en gereflecteerder is dan enkel het verwijzen naar het hier en nu. Artistiek werk moet daarin iets oneindigs beloven. En daarom moeten we het juist nu op vorm doen.’
Dat denk ik, dat weet ik, en daar zoek ik naar, meer en meer...
P.S.
Kees Fens had het over De troost van vorm. In het betreffende stuk bespreekt hij het boek van Tom van Deel met de gelijknamige titel.
Die titel heeft hij ontleend aan een interview dat Van Deel had in 1978 met de onlangs overleden schrijver Willem Brakman. Brakman:
‘Eigenlijk is er steeds maar één boodschap die de kunst brengt, en die is dat leven zinvol is. Dat hebben van zin is in de kunst altijd neergelegd in maar één principe, het principe van de vorm. Daarmee bedoel ik niet de uiterlijke, maar de innerlijke vorm, de structuur, de samenhang. Het feit dat je al werkend bezig bent delen te doen samenhangen. Voortdurend probeert een schrijver de toevalligheid van wat hij onderhanden heeft, het bijzondere van z’n materie, te tillen in de algemeenheid van de vorm. Daar ligt de boodschap. Op welke wijze hij dat doet, welk materiaal hij heeft, is in wezen secundair. Hij vertelt eigenlijk maar één ding: dit segment dat ik uit het leven licht, verlost zich van zijn toevallige karakter, ik til het in de algemeenheid van de vorm, of in de laag van de noodzakelijkheid; in het toevallige laat ik het noodzakelijke, in het bijzondere laat ik het algemene zien. Met vorm bedoel ik dan een zodanige wisselwerking tussen deel en geheel dat de vraag naar het hoe en waarom niet zwijgt, en ook niet zwijgen wil. Dat vormprincipe zegt maar één ding: dat het leven zinvol is. Ik geloof dat de kunst aldoor bezig is die boodschap over te brengen, een beeldhouwer met marmer, een componist met toon.’
De citaten uit de tekst komen uit de volgende boeken of voorstellingen:
– Publikumsbeschimpfung (Hooggeëerd publiek en andere spreekstukken) – Peter Handke; Uitgeverij Bruna, vertaling: Karel Muller (1966)
– Dagboek 1966-1971 – Max Frisch; Uitgeverij Meulenhof, vertaling: Hans Hom (1981)
– Het hoofdkussenboek – Sei Shonagon; Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, vertaling uit het Engels: Paul Heijman (1986)
– While we were holding it together – Ivana Müller (2006)
– Je me souviens – Georges Perec; vertaling en bewerking: Maatschappij Discordia (1999)
– Selbstbezichtigung – Peter Handke; vertaling: tg Dood Paard, voorstelling: 40.000 sublime and beautiful thou- ghts (2000)
– Chinindrest take- away – tg Dood Paard (2002)
– Bij het schrijven – T. van Deel; Uitgeverij Querido (1979)
Na haar studie Literatuur en Franse letterkunde in Zagreb studeerde Ivana Müller (Kroatië, 1972) in Amsterdam af aan de School voor Nieuwe Dans-ontwikkeling. Zij maakte o.a. de voorstellingen: How heavy are my thoughts en
(Is there somebody) Under my skin.
Ivana Müller maakt deel uit van de association LISA (opgericht in 2004), een productie-installatie van de onafhankelijke dansers/performers/makers Nicole Beutler, Hester van Hasselt, Ivana Müller, Paz Rojo en David Weber-Krebs.
LISA is tevens platform voor reflectie en artistieke ontwikkeling.